Tien dagen geleden was het de finale van BFVS-FBJS. Maar liefst vijf van onze leden wisten de Belgische titel in de wacht te slepen en mogen zich voor een jaartje Belgisch kampioen noemen. Ze stonden reeds op onze Facebookpagina te glunderen, maar ere wie ere toekomt, dus ik som ze nog even op: Bjorn (Honga), Ingrid (Carpe Diem), Patrick (The River), Balte (Orbis) en Wiebke (Cartagena). Dat is natuurlijk een schitterende prestatie, alleen is het jammer voor onze andere kandidaten, want die blijven uit de schijnwerpers, hoewel ze even hard hebben gestreden en vaak komt het maar op een puntje aan. Maar zoals Walter Hagen (een groot golfer uit vorige eeuw) al zei: “No one remembers who came in second.” En hij had een overschot van gelijk. Bij deze dus, voor al onze (tornooi)spelers, niet alleen zij die deelnamen aan de finale, maar aan eenieder die op een tornooi onze kleuren heeft verdedigd: respect!
Datzelfde weekend vond onze 18xx-conventie plaats, de vierde al en met meer dan 60 deelnemers weer groter dan de vorige. We groeien nog steeds, in aantal en in reputatie. Het belangrijkste is dat we ons daarmee definitief op de kaart zetten: als grootste 18xx-conventie in Europa en ondertussen een gevestigde waarde. Het zijn harde spelers, 18xx’ers en een plaats veroveren op de conventiekalender is mogelijk nog harder. Maar je moet er in geloven, je moet er voor gaan. “There is no such thing as a second place. Either you’re first or you’re nothing.” (Gabe Paul) En dat brengt me bij een discussie die op meerdere spelfora (o.a. Bordspelmania en Boardgamegeek) regelmatig opduikt: de strijd om de tweede plaats. Persoonlijk, vanuit mijn eigen spelvoorkeur, vind ik dat een loze discussie. Ik heb zelfs spellen in mijn kast waar het letterlijk in de regels staat: “There is no second place.” (The Profiteers)
Dat is gelijk ook mijn principe: ik speel niet voor de kruimels, ik speel niet voor een tweede plaats. Ik speel dus resoluut om te winnen en ik doe dat soms berekend, soms roekeloos, maar steeds zonder schroom. Ik zal dus nooit een speler nekken om een tweede plaats te garanderen, ik zal altijd alles doen om toch maar op kop te geraken. Dat is een harde mentaliteit, zeer zwart-wit, en dat weet ik. Het is een filosofie en ik vermoed dat die wel gangbaar is voor wargamers. Neem het agressief pareltje Nexus Ops. Dat eindigt abrupt van zodra iemand 12 punten heeft, onmiddellijk! Geen gezever met rondes uitspelen of een mogelijk catch-up-mechanisme, gewoon gedaan. Voor wie het spelletje kent, wat heeft het voor zin om je punten te tellen? Als je het spelletje goed speelt, je kansen maximaliseert en je timing optimaliseert, dan kan je in één beurt algauw 7 of 8 punten sprokkelen. Dat maakt dat van zodra spelers een vijftal punten hebben gesprokkeld, iedereen kans maakt op de overwinning. Het is dus een kwestie van timing, kansen inschatten en risico’s nemen. Waarop zijn die tweede-derde-vierde plaats dan gebaseerd?
Ook Cyclades doet zoiets: je wint het spel met 2 metropolen en je kan er probleemloos 1 inpikken van een andere speler. Als alle spelers 1 metropool hebben, volstaat het dus dat een speler een metropool inpikt. Dat is de winnaar, makkelijk. En wat voor zin heeft het om dan nog tweede-derde-vierde plaats toe te kennen. Je wint of je verliest, hoe eenvoudig kan het zijn?
Toch vind ik de discussie interessant omdat je spelvoorkeur en spelervaring enorm je mening kleuren. Menig wargamer zal denken zoals ik, “there is no second place”. Maar zowat alle eurogamers spelen wel voor de punten, voor het klassement en dus ook voor de tweede plaats. En dat is goed, want juist door die redenering wist onze ploeg opnieuw een plaatsje te verzilveren voor de Europe Masters tijdens Spiel 2020. Exact door elk spel te optimaliseren, klim je hoger in het klassement. Afhankelijk van het tornooi, zal je dus soms wel een andere speler de loef afsteken als je daarmee je tweede plaats kunt verzilveren, want dan sprokkel je punten (poules en klassementen), en soms juist niet, bij rechtstreekse uitschakeling bijvoorbeeld, want dan gaat enkel de winnaar door. Ook in de sportwereld kent men dat verschil, denk maar aan de voorjaarsklassiekers en de grote rondes. Bij de eerste telt “alleen maar” de eerste plaats, bij de laatste gaat het toch om het klassement.
De discussies op fora zijn dus uitermate boeiend, vooral omdat spelers de gekste argumenten aandragen om anderen te overtuigen. Doorgaans ontbreekt hierbij elke vorm van empathie en de wil om zich in te leven in de ander. Gevangen in het eigen denkpatroon, gebonden aan vooroordelen, het zijn dooddoeners voor elke discussie, nefast voor een gemoedelijke sfeer. Maar dat is het internet, of je dat leest of niet, is je eigen keuze. Pijnlijker is het natuurlijk als spelers met sterk verschillende opvattingen samen aan tafel zitten (en er net iets te zwaar aan tillen). Frustratie, onbegrip en vooral… hup, weg sfeer!
Ik hoop dat het dit weekend (spellenweekend, weet je wel) niet zo ver komt, al zou het een fijn onderwerp zijn voor sociologisch onderzoek. Om het met de woorden van Greg LeMond te zeggen: “When you get second place, you say ‘I could have won it here, I could have won it here.’ When you win, you never say anything, it’s finished.”