Episode 6, Scenario 21: Brute, Cragheart, Spellweaver & Tinkerer
De zwavelstok heeft telepathische krachten, laat dat duidelijk zijn. Door zijn drietand oogt hij dan wel barbaars, door zijn hoeven -zwaar uit de mode tegenwoordig- komt hij gelijk wat achterlijk over, maar sluw en venijnig is-ie wel. “Dwazen,” brult hij, nog voor de huurlingen hun wapens kunnen grijpen. Zijn gebrul galmt door de ondergrondse tempel en lijkt wel de schedels van ons viertal te klieven. De pijn is diep in hun binnenste te voelen, koude rillingen en angstzweet zijn het beschamende gevolg. “Dwazen,” herhaalt de demon, “denken jullie echt dat jullie mij kunnen raken, hier, in mijn eigen tempel? Jullie delven jullie eigen graf!” Met een vuurflits lost zijn massieve en kolossale lichaam op in de duisternis. “Demonen, verpulver dit ellendig zootje ongeregeld!”
Uit het niets verschijnen een sun demon en een frost demon. Die koeienkop met zijn vleesvork was duidelijk het noorden kwijt, want bijtende kou en verzengende hitte zijn nu niet echt de beste vriendjes. “Misschien moeten we ze wat dichter bij elkaar brengen,” mompelt de pientere Tinkerer, “laat me eerst die ijskast wat verder bevriezen,” en gelijk immobiliseert ze de lokale sneeuwstorm. Brute stormt op de vuurbal af en probeert hem in de richting van de frost demon te duwen. Spellweaver heeft er haar buik van vol, zij heeft al veel te veel tijd verloren in deze donkere krochten. “Tijd voor wat gezonde zeelucht,” dus hoe sneller ze hier buiten is hoe liever en ze stormt naar een deur die krakend open zwaait. Maar bij het zien van een nieuw legertje demonen, lost ze toch maar op in de rode gloed van de onderaardse tempel.
Benieuwd naar de reden waarom de Orchid -alweer- haar fijne onzichtbaarheidsmantel moest gebruiken, schiet Cragheart uit de startblokken. Zijn innerlijke oerkrachten stonden stijf gespannen en met een perfecte dosering knalt hij de zonnedemon naar de ultieme duisternis, alvorens hij vooruit spurt naar de plaats waar Spellweaver verdween. “Die ter plaatse trappelende sneeuwstorm kunnen Tinkerer en Brute wel met hun tweetjes aan,” denkt, of beter hoopt, de Savvas.
Maar Brute zou Brute niet zijn als hij ook een keertje nadacht. Terwijl Spellweaver en Cragheart met een superieure efficiëntie twee flame demons en twee earth demons uit elkaar laten spatten, wil Brute natuurlijk niet achterblijven en overmoedig trapt hij de andere deur in. Net op dat moment begint de sneeuwstorm achter hem terug te razen. Met de vrieskou in de rug, kijkt Brute in de gapende holtes van twee nachtdemonen. De felle rukwinden waar hij tegenaan moet beuken om toch maar overeind te blijven, verraden de aanwezigheid van een bende winddemonen.
“De volgende keer denk ik twee keer na,” belooft de Inox aan zichzelf. Puur op overlevingsinstinct perst Brute er zijn allerlaatste krachten uit. Gelukkig raakt ook de frost demon op het eind van zijn krachten. De sneeuwstorm mag dan wel gaan liggen zijn, de windstoten fluiten nog steeds rond Brutes oren en hij voelt zijn krachten met de seconde uit zijn uitgeputte lichaam stromen.
Gelukkig zwaait enkele meters verder een deur open. Spellweaver en Cragheart verdringen elkaar om toch maar als eerste de zaal binnen te stormen om hun lusten verder te botvieren op de demonen. Tinkerer vormt traditiegetrouw de achterhoede en zwaait naar Brute. De kolos kan een glimlach niet onderdrukken bij het zien van de kleine Quatryl en rept zijn gekwelde lichaam naar de deur, dekking zoekend achter Spellweaver en Cragheart. Jankend zakt de Inox op de grond. Mochten ze dit in Gloomhaven zien, zijn reputatie was definitief naar de vaantjes. Maar Tinkerer is immuun voor leedvermaak en de kleine Quatryl knielt gemoedelijk naast de Inox, terwijl ze met een ongekende zachtheid zijn wonden heelt. Brute voelt onmiddellijk de warmte, en daarmee zijn krachten, terug in zijn lichaam stromen. De Quatryl is haar gewicht in goud waard, laat dat duidelijk zijn.
Ondertussen zijn de demonen in een hevige strijd verwikkeld. Helaas voor de winddemonen worden krachten zelf niet weggeblazen, die lessen natuurkunde hadden ze duidelijk gemist. De gebundelde energie van Cragheart en Spellweaver is meer dan een maatje te veel voor de demonen. De wind gaat liggen, de duisternis verandert terug in een warme rode gloed. Slechts één deur trekt alle aandacht, al voorspellen die vreemde tekens erop niet veel goeds.
De deur geeft uit op wat overduidelijk de troonzaal van dit ondergrondse paleis moet zijn. Niks knus en gezellig, helaas, en ook het gezelschap laat te wensen over. Het gehoefd en gehoornd gevaar staat te briesen en te snuiven. “Jullie kunnen me niet raken! Jullie hadden moeten terugkeren toen het nog kon! Dit wordt jullie graf!” Triomfantelijk legt hij zijn gebalde vuist op het altaar van zwart glas net voor hem. Uit een spiraalvormige inkerving straalt een veelkleurige gloed en omringt de Prime Demon met een prachtig polychroom beschermend aura. Spellweaver schudt het hoofd: “zoveel energetische schoonheid voor zo’n monsterlijke lelijkheid, het leven is oneerlijk!”
Meteen wordt duidelijk dat ook Brute weer onder de levenden is. Zijn legendarische domheid heeft zijn belofte (eerst nadenken, weet je nog) alweer doen vergeten. En impulsief gooit de stalen Inox zich op het kolossale monster. Maar hoe hard Brute ook inbeukt op de demon, niets dringt door zijn gigantische aura. Tinkerer wijst naar het altaar. Spellweaver en Cragheart hebben maar een half woord nodig en beginnen al hun innerlijke krachten, hopelijk voor de laatste keer, op het altaar los te laten. Op dat moment snapt Brute -een beetje laat, toegegeven- de hint en begint ook hij met man en macht op het altaar in te beuken. Het lachen van de zwavelstok is nu al een stuk minder. Een nieuwe truc dan maar?
Het altaar zinkt weg in de grond en verschijnt terug in de volgende kamer. Tegelijkertijd proberen enkele elementals zich uit de barsten en scheuren van het altaar te wringen. Cragheart was echter alert genoeg en slingerde meteen zijn aardse krachten richting altaar. Ook Tinkerer schoot naar voren, Brute in haar zog meesleurend. Snel en sluw als ze is, taxeert Spellweaver de hele situatie. Dat triootje kan het altaar nu wel alleen aan en ze rept zich naar een goed-gecamoufleerde stenen deur aan de andere kant van de troonzaal. Terwijl het altaar implodeert onder de verpulverende kracht van Brute en Cragheart, opent Spellweaver een kist… Pendant of Dark Pacts… “Alsof je daar nu mee wil rondlopen,” zucht ze en propt het onding in haar zak.
Uit het altaar borrelt een wervelstorm naar boven, spinnend en tollend. Vlammen knetteren, ijskristallen spetteren en windstoten razen door de onderaardse tempel. Gelijk weerklinkt gekrijs, oorverdovend botst de echo op de vele muren van de zalen. Het altaar zinkt weg in een krater, de immense leegte implodeert, waarna een fenomenale explosie een schokgolf genereert die de laatste zwervende demonen in het paleis voorgoed uit elkaar rukt. Ook de Prime Demon is niet langer bestand tegen zijn eigen oerkrachten. Zijn polychrome aura spat uiteen, zijn kolossale lichaam zakt als een pudding op de grond, maar verbrijzelt tegelijkertijd, als was hij van kristal, in duizend scherven. Het gekrijs sterft uit, de plotse stilte voelt ongemakkelijk. Ook de rode onaardse gloed begint te verzwakken. Er rest ons viertal niets, behalve alles van waarde mee te roven en terug te keren naar hun dimensie, naar de frisse buitenlucht en naar Gloomhaven.