Ik ben een spoorwegkind, zoals ze dat dan zeggen. Mijn vader heeft zowat zijn hele carrière bij de spoorwegen gewerkt, bij de Centrale Werkplaats in Mechelen, beter gekend als het Arsenaal. Een futiel detail, meer is dat niet, maar het heeft me mee gevormd tot wie ik nu ben. Vakantie, dat betekende voor mijn broer en mij met de trein reizen. Naar Spanje en Italië namen we de nachttrein (die die nu terugkomt, inderdaad) en toen in de jaren ’90 het TGV-netwerk werd uitgebreid, trokken we naar de Provence per TGV. In 1994, toen de Eurostar Brussel met Londen verbond, lag ook de weg naar het Verenigd Koninkrijk helemaal open. De trein is altijd een beetje reizen. Ooit was dat de slogan van de NMBS, voor ons was het echter een realiteit, voor ons wàs de trein reizen. Ik ben nooit, maar dan ook nooit, met mijn ouders met de auto op vakantie geweest.
Mijn broer is gefascineerd door treinen en ook nu nog gaat hij bij voorkeur met de trein overal naartoe. Zelf heb ik die periode achter mij gelaten. Toch zitten de spoorwegen diep in mij geworteld. Af en toe neem ik eens met mijn dochter de trein, zomaar. Vorig jaar zijn we samen naar Train World gegaan en tijdens de kerstvakantie stond het weer hoog op mijn lijstje met mogelijke uitstapjes. In het vijfde leerjaar gaf ik een spreekbeurt over treinen, als kind heb ik het treinmuseum De Mijlpaal (toen nog achter het station in Mechelen) ettelijke keren bezocht. Ik kende ook de hele geschiedenis, van James Watt en de stoommachine (ca. 1775) tot Stephenson die in 1829 met zijn Rocket wereldberoemd werd. Op 5 mei 1835 reed de allereerste stoomtrein buiten het Verenigd Koninkrijk en wel in België tussen Mechelen en Brussel. Drie treinen om precies te zijn, la Flèche (de Pijl), l’Eléphant (de Olifant) en de Stephenson. En zo verzekerde België haar prominente plaats in het spoornetwerk.
Dat je geen spoorwegkind moet zijn om gefascineerd te zijn door treinen (en treintjes), bewijzen de vele verenigingen voor modeltreinen en modelspoor. Dat treinen spreken tot de verbeelding van kinderen zie je ook in de speelgoedwinkel, met treinen van Playmobil, Duplo en Lego. Maar dat treinen een geliefkoosd thema zijn bij de grote massa, komt vooral tot uiting in de spellenwereld. Treinen en sporen, iedereen heeft wel een treinspel in huis.
De grootste klassieker van treinspellen is ongetwijfeld Ticket to Ride. Hoewel dit vooral een abstract spelletje is waar je bepaalde routes moet leggen door (sets van) kaarten te verzamelen en waar je dus perfect om het even welk thema op kan plakken, koos Alan R. Moon in 2004 toch voor treinen. Het werd een succes en miljoenen exemplaren, talloze varianten, map packs en fan expansions later, blijft het een klassieker en een topper. Ik speel hem zelf ook ongelooflijk graag, al heb ik een zeer selectieve voorkeur voor bepaalde versies: USA met 1910 uitbreiding, Nordic Countries, Legendary Asia en Pennsylvania zal ik met veel plezier meespelen (en eigenlijk nooit afslaan). De andere laat ik liever aan mij voorbij gaan. Maar dat is kwestie van smaak en wat dat betreft is er bij Days of Wonder zeker voor ieder wat wils.
Een treinspel dat nog ouder is dan Ticket to Ride is Union Pacific (1999). Dit is net iets minder een familiespel dan Ticket to Ride, maar het is wel een klassieker die zich lange tijd kranig heeft geweerd. Toch heeft-ie uiteindelijk de duimen moeten leggen, al weet ik niet goed waarom. Union Pacific focuste niet op het spoornetwerk (en routes) die je bouwde, wel op de aandelen van de verschillende spoorbedrijven die je erdoor kreeg. Toch was het ook niet echt een aandelenspelletje, meer een meerderhedenspelletje. En daarop is het, jammer maar helaas, in waarde geklopt. Ticket to Ride heeft het mechanisme van Union Pacific meesterlijk geïmplementeerd in Ticket to Ride Pennsylvania. De heavy gamers die zichzelf te goed voelen voor Ticket to Ride moeten deze toch maar eens proberen. Ze zullen vast klagen en zagen over willekeur en geluksafhankelijkheid, maar dat zijn flauwe excuses. Ticket to Ride heeft een beperkte geluksfactor, die maakt dat ook een beginner het spel kan winnen. Maar vergis je niet, een doorwinterde speler zal dit zoveel vaker winnen. Probeer het eens online (op Steam bijvoorbeeld) en je zal versteld staan van de winstpercentages van “de groten“.
Het ander treinspel dat in die tijd iets leuks deed met aandelen was Chicago Express (2007). Ik heb het een paar keer gespeeld en, helaas, het kon me niet bekoren. American Rails (2009), de remake (of is het make-over) door Quined Games, wist me dan wel over de streep te trekken (en niet alleen omdat het deel was van de Master Print-reeks). American Rails stroomlijnde wat Chicago Express had geprobeerd. American Rails loste alle verwachtingen in en was bij mij verfrissend en vernieuwend: je investeert in bedrijven, je koopt aandelen en je bouwt een spoornetwerk. Maar iedereen kan bouwen, elke aandeelhouder heeft iets te zeggen in de bedrijven en jij moet alleen maar de rijkste worden. American Rails heeft eenvoudige regels, speelt lekker vlot weg en is nog steeds een fenomenale aanrader. American Rails staat bij mij echter op de wip, want de laatste worp van Capstone Games, Irish Gauge, doet het weer net iets beter. Voor sommigen vast al iets te hard, maar zo is er weer voor elk wat wils.
Een ander familiespelletje, of beter introductiespelletje, is Trans America (2001) en de opvolger/variant Trans Europa. Dit spelletje kwam vroeger bij mij op tafel als er vrienden over de vloer kwamen die echt nooit speelden. Een ander voordeel was zeker dat het met zes speelbaar was en toch lekker vooruit ging (en niet lang duurde). De minimalistische uitbreiding Vexation (drie gekleurde staafjes per speler) die je makkelijk zelf koopt (bij pakweg Spielmaterial) brengen aardig meer diepgang in dit spel. Tegelijk moet dit zowat het allereerste spel zijn waarbij ik besefte dat de kaart een enorme impact had op het gevoel en de intensiteit. (Even op een zijspoor: dat is niet onbelangrijk, want vele spellen [zoals Ticket to Ride, Hamburgum, Concordia, Tramways en Age of Steam] dwingen je je strategie en tactiek totaal om te gooien door enkel en alleen de map). Onnodig dus te zeggen dat ik dolgelukkig ben dat Ravensburger dit pareltje terug op de markt heeft gebracht. Dat ze het net niet uitvoerig herspeeld hebben, getuigt het ontbreken van Vexation!
Waar Trans America de beginnende spelers wist te bekoren, richtte Railways of the World op het andere uiterste, de ervaren veelspelers. Railways of the World had alles om episch te worden: een gigantisch bord, degelijk materiaal, fijne regels en sublieme mechanismes en het was de mosterd gaan halen bij Age of Steam. Alle ingrediënten voor een legendarisch topper waren er. Ik vermoed dat er nog steeds spelers zijn die geloven dat Railways of the World een subliem spel is, maar niets is minder waar. Event decks, mini expansions en zelfs een uitbreiding/variant Railways of Europe konden het tij niet keren. Het (toen vooral) modieuze pickup & deliver gecombineerd met set collection en route building, wist Ticket to Ride met Age of Steam samen te brengen, maar de motor sputterde. Ook het kaartspel werd eentje om snel te vergeten. Nu ja, niet geschoten, altijd mis, ook voor Eagle Gryphon Games.
Eagle Gryphon Games erkende dus gauw zijn meerdere. Railways of the World zit nog steeds in hun gamma, maar het is Age of Steam (2002) dat in 2019 met een luxe-uitgave de spellenwereld (opnieuw) veroverde. Dat Martin Wallace eindelijk erkend wordt voor zijn werk (voor zij die even niet mee zijn: je hebt Steam en Age of Steam, je hebt Martin Wallace en John Bohrer) helpt natuurlijk ook. Eigenlijk is Steam het zweet van Martin Wallace en Age of Steam het verfijnde meesterwerk. Age of Steam is groot geworden, vooral door de kleine veranderingen, de kleine nuances door anderen. Een van die anderen is Alban Viard, die nieuwe maps ontwierp. Wie Viard niet kent, houdt vast niet van harde en venijnige spellen. Bij deze ben je gewaarschuwd.
Door het succes van Ticket to Ride en Age of Steam werd het treinthema door anderen snel opgepikt als passe-partout. Veel spellen, vaak eurogames, kregen een spoor- en treinthema opgeplakt, het ene al beter uitgewerkt dan het andere. Snowdonia (en het geïnspireerde Foothills), Russian (en German) Railroads, First Class, Railroad Revolution, de deckbuilder Trains, Whistlestop, Stephenson’s Rocket en vele andere. Ook andere spellen gebruiken een trein om sfeer te maken, bijvoorbeeld Colt Express en Orient Express.
Treinspellen overrompelen in sneltreinvaart de spellenwereld, laat dat duidelijk zijn. Treinen spreken tot de verbeelding, treinen laten ook nieuwe mechanismen toe. Er zijn er heel grappige, zoals String Railway (2009) en Paperclip Railways (2011) die iets leuks doen met respectievelijk koordjes en paperclips. En de huidige hype van roll & write zet Railroad Ink (2018) neer als ultieme treinspel. Als je fan bent van het genre, zeker eens proberen.
En dan heb je nog dé treinspellen (uiteraard kan een stukje over treinen niet zonder) waar sommige treinen zelfs nooit zullen rijden, waar het eigenlijk niet draait om treinen, maar wel om de bedrijven, de aandelen en elkaar te slim af zijn; waar treinen slechts een middel zijn om jezelf te verrijken en anderen te verarmen; waar wargame en traingame elkaar ontmoeten, enkel te bereiken via een konijnenpijp (zoals Alice in Wonderland) met slechts een one-way ticket, dé 18xx.
Ik pendel nog elke dag: elke dag de trein op en ik heb er nog nooit spijt van gehad. Een spoorwegkind zal ik altijd blijven, een fervent treinreiziger ook. En met Trans America, Ticket to Ride en 18xx in mijn kast ook nog een fanatiek treinspeler.